Les dirigeants des partis nationaux peuvent donner l’impression que les élections du Conseil provincial sont particulièrement importantes pour le Sénat, mais pour les citoyens, il y a d’autres enjeux. Une bataille se précise de plus en plus en province : celle de l’espace rare.
Dit artikel is afkomstig uit Trouw. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Zo’n vijfduizend vierkante kilometer groot is de provincie Noord-Brabant. Vijfduizend vierkante kilometer aan bossen, weilanden, water, steden en dorpen. Aan landbouwgrond, woonwijken, bedrijventerreinen, rivieren en natuurgebieden. Maar, om aan alle ‘wensen en verlangens’ te voldoen zou de provincie eigenlijk minimaal twee keer zo groot moeten zijn, zei commissaris van de Koning Ina Adema een maand geleden in haar nieuwjaarstoespraak.
De Nederlandse provincies komen ruimte te kort. Bedrijven willen uitbreiden of nieuwe distributiecentra openen. Tegelijkertijd wordt het woningtekort steeds nijpender, vraagt de klimaatcrisis om duurzame-energiebronnen zoals windmolens en zonneweides en toont het stikstofdossier hoe slecht het is gesteld met de Nederlandse natuur en biodiversiteit. Het knelt. Of zoals Adema zei: « Er moeten keuzes worden gemaakt. »
Terwijl deze belangrijke onderwerpen schreeuwen om een uitspraak van de burger, kapen de Haagse kopstukken zoals gewoonlijk de komende Provinciale Statenverkiezingen. VVD-premier Mark Rutte opende de campagne met een aanval op ‘de linkse wolk’ van GroenLinks en PvdA, D66 richt de pijlen op de haat van (extreem)rechts, JA21 wil het hebben over migratie en het CDA pleit voor de herinvoering van de dienstplicht. Ook belangrijk, maar nu even niet.
Waar gaan de 17 miljoen Nederlanders wonen en werken?
Op 15 maart kiest Nederland nieuwe Statenleden, die de strijd om de ruimte namens de bevolking mogen voeren. De kiezer zou door de platte verkiezingsretoriek van het Binnenhof de indruk kunnen krijgen dat er provinciaal niets te kiezen valt, maar juist daar is dringend behoefte aan duidelijkheid: waar gaan de ruim 17 miljoen inwoners van Nederland in de toekomst wonen, werken en recreëren?
Een ‘wederombouw’ noemt Jantine Kriens, raadslid van de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur (RLi) de ruimtelijke opgave waar Nederland voor staat. Het onderstreept voor haar hoe prangend de ruimtekwesties in Nederland zijn. Vergelijkbaar, op z’n minst ten dele, met de opbouw van Nederland na de oorlog. Maar het land is veel voller dan toen. Kriens: « Elk stukje ruimte in Nederland is ergens voor bestemd. Alles wat je wilt veranderen levert daardoor strijd op. »
In 2021 bracht de RLi een advies uit over de ruimtelijke ordening van Nederland, getiteld ‘Geef richting, maak ruimte!’. Daarin schrijven de adviseurs van de overheid dat het gezien de grote opgaven op het gebied van wonen, energie en landbouw belangrijk is dat de landelijke overheid regie neemt. Maar ook de provincies mogen wat Kriens betreft wel wat actiever plannen maken. Ook zij spelen immers een belangrijke rol bij de inrichting van ons landschap.
Zo zijn het formeel de provincies die bepalen waar industrie of landbouw kan komen, wat woongebied is en waar de natuur de ruimte moet krijgen. De provincies moeten alle plannen van de gemeenten op elkaar afstemmen. Dorpen of steden kunnen zonder toestemming van de provincie niet uitbreiden. De provincie is voor de burger relatief onzichtbaar, maar machtig zijn de provinciehuizen wel degelijk.
Nieuwe woningen buiten de bebouwde kom
Provincies kunnen bijvoorbeeld bouwplannen tegenhouden, soms tot frustratie van de gemeenten. Zo discussieert het college van de gemeente Alphen aan den Rijn al geruime tijd met de provincie Zuid-Holland over de Gnephoekpolder. Alphen wilde er tot wel tienduizend nieuwe woningen bouwen, maar kreeg van de provincie geen omgevingsvergunning. De bodem zou niet geschikt zijn voor zulke grootschalige bouw.
Na bemiddeling van woonminister Hugo de Jonge lijkt een compromis voorhanden – het voorstel is nu om 5.500 woningen te bouwen op de hoger gelegen delen van de polder – maar de affaire laat zien hoe belangrijk de afwegingen van de provincies zijn in de strijd om de schaarse ruimte. Gemeenten kunnen er niet omheen.
Met een woningtekort van ruim 300.000 woningen wordt de druk om ook buiten de bestaande gemeentegrenzen te bouwen niet alleen in Alphen aan den Rijn steeds groter. Maar wie de verkiezingsprogramma’s erop naslaat, ziet dat provinciaal de meningen over of dat wenselijk is of niet, sterk verschillen. GroenLinks en D66 bouwen bijvoorbeeld liever op bedrijventerreinen of andere plekken binnen de bestaande bebouwde kom. Bouwen in het groene buitengebied willen de partijen zoveel mogelijk vermijden.
Dat geldt ook voor de provinciale nieuwkomer de BoerBurgerBeweging (BBB), die wil voorkomen dat woningbouw ten koste gaat van landbouwgrond. CDA, VVD, JA21 komen juist tot de conclusie dat de provincies gemeenten vaker moeten toestaan ook huizen te bouwen aan de randen van steden en dorpen. Anders zouden binnensteden onleefbaar vol worden. ‘Knellende regels’ die nieuwe woonwijken in het groen voorkomen, moet de provincie vaker loslaten. Het CDA in Noord-Holland: ‘De provincie Noord-Holland heeft op dit moment van sommige delen van haar provincie een museum gemaakt: er mag helemaal niets meer bijgebouwd worden.’
‘Verdozing’ tegengaan
Een ander ruimtedossier dat in veel verkiezingsprogramma’s terugkomt is de ‘verdozing’, de rappe opkomst van de distributiecentra. Het gaat dan onder meer om de grote hallen waarvandaan webwinkels als bol.com en Amazon hun pakjes naar huishoudens in Nederland en andere Europese landen sturen. Een kleine dertig vierkante kilometer aan dat soort logistieke vestigingen kreeg Nederland er de afgelopen vijftien jaar bij. Ze rukken op langs de snelwegen.
Maatschappelijk is steeds meer weerstand tegen deze ‘blokkendozen’. Weerstand die terugkomt in de partijprogramma’s. Van links tot rechts adresseren deelnemende partijen de ‘verrommeling van het landschap’, die ontstaat met de komst van distributiecentra en grote datacentra zoals het moederbedrijf van Facebook dat wilde bouwen in de Noordoostpolder.
In Utrecht is zelfs ondernemerspartij VVD tegen de komst van nieuwe ‘XXL distributiehallen en mega datacenters’. De partij noemt ze te ‘ruimte-intensief’. Elders willen partijen vooral strengere voorwaarden stellen. Zo wil D66 Noord-Holland alleen ‘ja’ zeggen tegen grootschalige vestigingen als de gebouwen in het landschap passen en ‘multifunctioneel’ kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld doordat de daken geschikt zijn voor zonnepanelen.
Dat provincies een tussenlaag zijn en in zekere zin klem zitten tussen het Rijk en de gemeenten, wordt bij uitstek zichtbaar rond de energietransitie. ‘Den Haag’ wil vaart maken met het plaatsen van windmolens, maar de lokale politiek moet dit zien te verkopen aan de omwonenden. En daar gaat het geregeld mis.
De provincies hebben de ondankbare taak gemeenten tot actie te manen, terwijl het Rijk hen in de nek hijgt. Er liggen grote klimaatakkoorden vol duurzame afspraken, waar talloze handtekeningen onder staan van zo’n beetje iedere partij en organisatie in het land. De poldercultuur in optima forma. Maar zodra ergens een windmolen dreigt te komen, schermen gemeentebesturen met ‘gebrek aan draagvlak’ en gaan links en rechts de hakken in het zand. Het gevolg is dat de afspraken voor windenergie op land in 2020 bij lange na niet zijn gehaald. Voor 2023 zijn de doelen aangescherpt, maar in ieder geval Utrecht en Gelderland lijken ook die niet te halen.
Provinciebesturen hebben doorzettingsmacht, mochten gemeenten dwars blijven liggen. Maar welke partij in een provinciebestuur durft ergens windmolens te plaatsen, in de wetenschap dat de lokale politiek tegen is en het maatschappelijke verzet groot? Politieke partijen zijn hier sterk verdeeld over. Ook dat is iets waar de kiezer zich over ruim een maand over kan uitspreken.
Verdeeldheid over de Nederlandse natuur
En dan is er nog dat dier waar de gemoederen de laatste jaren hoog over oplopen. De wolf. Misschien wel de beste illustratie van hoezeer de meningen ook verdeeld zijn waar het de Nederlandse natuur betreft. De wolf rukt niet alleen op in het landschap, maar ook in verschillende verkiezingsprogramma’s. De Partij voor de Dieren en GroenLinks zien het dier als een verrijking voor de natuur. De partijen pleiten voor een snelle aaneensluiting van natuurgebieden, zodat er een goed leefgebied ontstaat voor de wolf en herten en zwijnen een natuurlijke vijand krijgen.
Of hoort de wolf toch niet in Nederland thuis? JA21 is er stellig over. ‘Wolven zijn roofdieren die in de wilde natuur op hun prooi jagen.’ In Nederland bestaat dat soort natuur niet, is de veelzeggende conclusie van de partij. Net als BBB ziet JA21 de wolf vooral als een bedreiging, met name voor vee. De partijen willen juist niet het leefgebied van de wolf uitbreiden, maar overlastgevende dieren afschieten of verplaatsen. Zo staat de discussie over de wolf symbool voor de diepe tegenstellingen over de bedreigde, Nederlandse natuur.
‘Geen overkoepelende visie’
Er valt 15 maart dus wel degelijk genoeg te kiezen voor de burger. Het jammere is, vindt Kriens van de RLi, dat bij veel partijen een overkoepelende visie mist hoe Nederland ingericht moet worden. « Ik zie in de politieke discussie nogal wat partijen die opkomen voor deelbelangen », zegt ze. Ze vechten bijvoorbeeld voor de boeren, of voor de natuur of voor woningbouw.
Het past bij de manier waarop in Nederland de afgelopen jaren sterk per deelonderwerp naar de indeling van de ruimte is gekeken. De RLi is er in het advies van 2021 kritisch over. Want woningbouw, landbouw, natuurbeheer, energie en industrie: het komt allemaal samen in de ruimte. Kriens: « Je zult echt in de komende jaren Statenleden moeten hebben die in staat zijn om boven de individuele belangen uit te stijgen en het gesprek te voeren met regio’s en met inwoners: hoe willen we deze provincie nou inrichten? In dat opzicht zijn het hele belangrijke verkiezingen. »