Cowboy Jos (71) intercambiaba caballos de pura sangre muy caros, conducía un Ferrari y tenía una casa en el sur de Francia. Después del robo de un caballo y el divorcio de su esposa, lo perdió todo. Excepto su entusiasmo por la vida. Diviértete en el refugio nocturno.
Dit artikel is afkomstig uit AD Rotterdams Dagblad. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
“‘Godverdomme, wat heb heb jij een mazzel gehad.’ Ik hoor het de neuroloog nog zeggen. Eind vorig jaar heb ik een TIA gehad. ‘s Morgens om 9.00 uur ging ik de deur uit. Koffie drinken, appeltaart eten op het terras van mijn stamkroeg. Lag ik ineens op straat. Vier uur later werd ik wakker in het Maasstad Ziekenhuis.
De zusters vonden het prachtig. Zij wilden allemaal cowboy Jos, die ze nog kenden uit Willems Kantine, wel even wassen. Moest ik ook nog achter zo’n karretje lopen. Na anderhalve maand was ik dat zo zat, dat ik de dokter bij me riep. ‘Eind van de week ben ik weg’, zei ik tegen hem. ‘Waar ga je heen dan?’ reageerde hij. ‘Naar de kroeg.’
Twee kistjes bier weggetikt
Mijn arts heeft me nooit verboden om te drinken, maar hij adviseerde wel dat als ik aan het feestvieren ben en pak ‘m beet twee kistjes bier heb weggetikt, ik dan niet op mijn muil moet gaan. Als ik met mijn hoofd op de grond knal, kan dat al fataal zijn. Sindsdien drink ik een paar biertjes minder. Je hebt geen keus. Maar als ik morgen voor controle bij de dokter kom en hij zegt: ‘Josje, het is einde oefening, je gaat eraan’, dan geef ik hem een hand en zeg ik hem dat het mooi is geweest. Het was een topleven!
Dat leven begon in Enschede, de thuisstad van mijn moeder, waar ik opgroeide. Toen mijn vader hoogleraar werd bij de TU, verhuisden we naar Delft. Gigantische man. Elke dag voer ik nog gesprekken met hem, al is-ie al dertig jaar dood. School vond ik maar niks, maar ik moest van hem de mts afmaken. ‘Dan hoef je niet balen te sjouwen in de haven, maar kun je vertegenwoordiger worden’, zei hij.
Dat heb ik ruim 23 jaar gedaan bij gerenommeerde bouwbedrijven, want lullen als Brugman kon Josje wel. Toen ik voor een vriendinnetje in Gelderland voor het eerst een raspaard kocht, om een beetje indruk op haar te maken, veranderde mijn leven.
Ineens zat ik in cowboyland en werkte ik samen met een grote paardenhandelaar uit Gelderland. Tien stallen huurde ik van hem voor 100 gulden in de maand. Daar bracht ik de paarden naartoe, die ik in Zuid-Europa ophaalde.
Met name in Spanje stikte het van de raspaarden, de Andalusiërs. Daar nam ik er twintig of dertig tegelijk van mee. In Nederland verkocht ik ze voor een veelvoud via advertenties in lokale krantjes. Pakte ik twee ruggen per paard. De telefoon rinkelde onafgebroken. ‘Hoe laat kom je? Om 18.00 uur? Vooruit. Maar niet veel later, want dan ben ik lazarus.’
Rijke vaders met verwende dochters
Dan kwamen de rijke vaders met hun verwende dochters het erf oprijden. In de stal hoorde ik haar al stuiteren van ongeduld: ‘Oh pappa, kijk nou toch eens wat een mooi paard!’ Dan werd-ie meteen twee rooitjes duurder. Dat begrijp je natuurlijk wel. Goud geld heb ik verdiend.
De helft van mijn leven heb ik in een film gezeten. Als cowboy met een extra huisje in Camargue, Zuid Frankrijk. De rust, natuur, paarden en vrouwen. Prachtige tijd. Tot ik in de problemen kwam na een diefstal van acht peperdure raspaarden. Ik moest even zeiken langs de Route du Soleil. Had ik de sleutels in het contact laten zitten. Met mijn broek nog op mijn enkels zie ik zo een fortuin van een kwart miljoen gulden wegrijden.
Niet veel later klopte ik aan bij het Leger des Heils, want mijn vrouw had me het huis uitgezet. Achttien jaar ben ik met haar getrouwd geweest. Twee zonen, een dochter en zeven kleinkinderen heeft me dat opgeleverd. Ik heb nergens spijt van, maar de breuk met de liefde van mijn leven had niet mogen gebeuren.
Twee echte vrouwen heb ik in mijn bestaan gekend. Brigitte en mijn moeder. Voor de rest is het alleen maar bagger. Toen ik in Zuid-Frankrijk in een Ferrari rondreed, kwamen ze wel op me af. Eenmaal aan de grond zagen ze me niet meer staan.
Zelfs in de nachtopvang, waar ik vijf jaar heb gezeten, had ik een mooie tijd. Tussen al die aan lagerwal geraakte figuren heb ik me kapot gelachen. Wel een knokpartijtje hier en daar. Dat leverde mij een ontelbaar aantal schorsingen op. Daarom sliep ik in de winter vaak op straat.
‘Wilde je toch even zien, pa’
Het contact met mijn familie ben ik na de scheiding verloren. Mijn oudste was 8 toen ik ‘m voor het laatst zag. Vorig jaar kwam er een man naast me staan. Bleek het mijn zoon. ‘Wilde je toch even zien pa, na al die jaren’. Dat was wel een moment. Weet je? Ik zie mijn familie niet, maar ik weet dat ze gezond zijn. Daar gaat het om.
Nu leef ik al jaren in een hok in Delfshaven in Rotterdam. Mijn bed en een tv’tje staan erin. Meer heb ik niet nodig. Elke ochtend als ik wakker word, dan kijk ik naar buiten en zie ik de bomen en luister ik naar de duiven. Weer een nieuwe dag, denk ik dan verheugd. Lekker naar buiten. Een biertje drinken op het terras. Het leven is goed.”